Uitgangspunten van het JENAPLANONDERWIJS zijn:
- Kind staat centraal en de lessen sluiten aan bij interesse en leefwereld
De thema's of projecten komen zoveel mogelijk uit de onmiddellijke leef- en belevingswereld van de leerlingen. Het hart van het onderwijs vormt dan ook de wereldoriëntatie.
De leerkracht voert een gesprek met de groep om erachter te komen waar de interesses liggen. Uiteindelijk wordt het gesprek geleid naar een onderwerp dat (meestal) klassikaal besproken is. Vervolgens bedenken de leerkrachten een thema en lessenreeksen die passen bij alle vakken; de wereldoriëntatie lessen integreren ze als het ware in het lesprogramma. Ook de lessen worden ontworpen door de leerkrachten. Het onderwerp wordt verrassend geïntroduceerd met concreet materiaal. Echter worden ook de klaslokalen anders ingericht, zodat het onderwerp echt leeft in het lokaal.
Bij het kiezen van het onderwerp wordt er ook rekening gehouden met de kerndoelen. Echter vinden ze de kerndoelen niet het belangrijkste. Zij vinden dat wanneer de lessen en de omgeving (het klaslokaal) genoeg prikkelende uitdagingen voor leerlingen bieden je als leraar niet veel meer hoef te doen aan de motivatie om hen aan de slag te krijgen.
- Geen scheiding tussen school & maatschappij
Het Jenaplanonderwijs vindt dat de leerlingen zich veelzijdig moeten kunnen ontwikkelen op school. Zij moeten niet alleen veel leren over de wereld om hen heen, maar vooral ook belangrijke waarden ontwikkelen. Enkele daarvan zijn respect en zorg voor anderen en voor de wereld en natuur. Een andere waarde is het actief en ook kritisch en onderzoekend deelnemen aan de samenleving en daarin je verantwoordelijkheid nemen.
De leerlingen maken deel uit van stamgroepen die meestal twee tot drie leerjaren omvatten. Kinderen van verschillende leeftijden leven en werken samen in een groep, meestal verdeeld in een onder-, midden- en bovenbouwgroep. Zo worden de leerlingen uitgenodigd elkaar te helpen. In de stamgroep probeert men een een mini-samenleving te creëren die berust op respect en begrip voor elkaar en op wederzijdse steun. Democratische waarden als kritisch onderzoeken, argumenteren, zelf verantwoordelijkheid dragen voor je handelen en doordacht beslissen vormen streefdoelen in het dagelijks verkeren met elkaar.
- Relatie staat centraal
Binnen het Jenaplanonderwijs staat relatie centraal; de relatie van het kind met zichzelf, de relatie van het kind, de ander en de anderen, de relatie van het kind met de wereld.
Bij de relatie van het kind met zichzelf gaat het erom dat:
- Kinderen leren kwaliteiten/uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen.
- Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken.
- Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling.
- Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in
- gesprek te gaan.
Bij de relatie van het kind, de ander en de anderen gaat het erom dat:
- Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijdsheterogene stamgroep.
- Kinderen leren samen te werken, hulp geven en ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren.
- Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het
- harmonieussamenleven in de stamgroep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren.
Bij de relatie van het kind met de wereld gaat het erom dat:
- Kinderen leren dat wat ze doen er toe doet en leren in levensechte situaties.
- Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving.
- Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen.
- Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan.
- Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen
Relatie komt in alle onderdelen van de lessen terug. Zo zijn er ook basisactiviteiten die het menselijk handelen kenmerken, zowel het uiterlijk als het innerlijk handelen. Tot de innerlijke handelingen behoren gesprek, spel, wek en viering. Tot de uiterlijke handelingen behoren onder andere filosoferen, reflecteren en mediteren.